Beuk
Het beukengeslacht Fagus telt weinig botanische soorten. België commercialiseert bijna uitsluitend hout van de gewone beuk (Fagus sylvatica).
De beuk groeit het best op leemhoudende gronden met voldoende vocht, humus en kalk. Hij komt voor van op het Europese vasteland tot aan de Zwarte Zee, met twee optimale groeigebieden: het Franse Centraal Massief en de zuidelijke Bosnische Karpaten. Ook in Belgisch en Frans Lotharingen en de Vogezen groeien beuken.
De meeste beuken worden geveld na 80, maximaal 120 jaar. Dan is zijn diameter ongeveer 1,2 meter. De stam is gemiddeld 30 meter hoog, waarvan 9 meter takkenvrij. Het kern- en spinthout van de beuk verschillen weinig van kleur.
Versgezaagd is het kernhout witachtig of heel lichtbruin. Het verdonkert tot licht geelbruin onder invloed van lucht en licht. Gestoomd beukenhout is veel rozer. Beukenhout heeft een rechte, soms golvende draad en een fijne nerf. Het heeft een gelijkmatige structuur met weinig tekening. Beukenhout is niet duurzaam en dus gevoelig voor aantasting door insecten en schimmels.
Beukenhout is gemakkelijk bewerkbaar, zowel machinaal als met de hand. Versgezaagd hout of inwendige droogspanningen doen zaaggereedschap soms klemmen in de lengte. Gebruik scherp gereedschap in gunstig weer. Anders veroorzaakt het schuren van de zaag donkere brandplekken.
Beuken wordt veel gebruikt bij het maken van meubels, ook in de vorm van fineer op bijvoorbeeld meubelplaat. Verder vindt het toepassing als parket, laminaat en trappen. Het heeft de eigenschap bijna niet te splinteren daardoor is het uitermate geschikt voor de bouw van trappen en kinderspeelgoed. Doordat het zich goed laat buigen is het een van de meest gebruikte houtsoorten voor gebogen objecten, zoals leuningen.